dinsdag 11 april 2017

Wat is God, wetenschappers en kunstenaars op zoek

Wat is God
Wetenschappers & kunstenaars op zoek

Ton de Kok

Uitgeverij Thoth, 2017, ISBN 978 90 6868 729 3, 


320 pagina’s, € 19,95.
Een aanslag op elk sprankje existentiële hoop. Misschien is dat de beste omschrijving van dit nieuwste boek van Ton de Kok. Eerder recenceerde ik zijn eerste Wat is God. Filosofen & schrijvers op zoek. Ook daarin was weinig reden tot hoop. De Kok beschreef dat hij troost had gevonden bij de kracht van volhardende atheïsten, in de schoonheid van mystieke teksten en door de wijsheid en kennis van geleerde denkers. Maar hoop? Nee, ook al stelde hij toen nog vast dat, zolang ‘een theorie van alles’ niet is gevonden, de mens misschien, heel misschien, toch niet een betekenisloos stofje in een leeg en angstig heelal is. In dit vervolg op het eerste boek vermoordt hij nu de existentiële hoop voor eens en altijd. De Kok is verder ‘geradicaliseerd’, de aanslag is een feit.

Worsteling met het bestaan


‘Wat kunnen wij hopen?’ vroeg Immanuel Kant zich reeds af. Het zwartgallige antwoord hierop van De Kok, zo schrijft hij op de laatste bladzijde, komt niet voort uit de zwaarmoedigheid van een oude man, maar uit het zien en ervaren van de wereld hoe zij is. Niet de metafysica maar de fysica heeft het laatste woord. De meeste wetenschappers en kunstenaars die hij in zijn boek beschrijft, steunen De Kok in zijn pessimistische kijk op de wereld en de mens. Velen kenden een zwaarmoedig leven, zakten weg in moeilijke emoties, leden aan het bestaan en waren depressief en wanhopig. Een aantal pleegde zelfmoord. Nee, het is geen boek om vrolijk van te worden dat De Kok schreef.
Is het dan enkel kommer en kwel dat van de pagina’s afdruipt? Nee, zeker niet. Evenals bij de ‘filosofen en schrijvers op zoek’ komen we bij de wetenschappers en kunstenaars adembenemend mooie gedachten, inzichten, kennis, muziek en beelden tegen. En ook in dit boek gaat het De Kok slechts om een ding: hun worsteling met het bestaan. Zij die niet op aantoonbare wijze een worsteling met het bestaansmysterie hebben gehad, zijn niet door de selectie gekomen.

Persoonlijk nalatenschap

Al na enkele hoofdstukken dacht ik bij mijzelf ‘wat een verschrikkelijk mooi boek!’. Het is de manier waarop De Kok de personen beschrijft en benadert, die het boek zo mooi maakt. Geen systematische uiteenzetting volgens een bepaalde methodiek, maar persoonlijk, vrij associërend, open en eerlijk, recht voor z’n raap. Het boek leest als een thriller: wie brengt uiteindelijk de hoop des levens om zeep en op welke wijze? Of is er toch nog hoop voor de mens?
                         maart 2017 NartheX             93
Veel mensen hebben de tijd en de zin niet om alle werken en geschriften van en over deze bijzondere persoonlijkheden te bestuderen. En zeker niet over hun persoonlijke strijd met het leven. Maar door dit boek word je snel en grondig op de hoogte gebracht. Wat een tijd moet het De Kok gekost hebben! Zoals veel van de door hem aangehaalde wetenschappers en kunstenaars de behoefte hadden iets achter te laten aan deze wereld, kunnen we de twee boeken van De Kok wellicht zien als zijn eigen nalatenschap. Waarvan akte! De Kok concludeert met enige regelmaat dat zij die het straatje van het bestaansmysterie zijn ingelopen, allemaal zijn doodgelopen. Sommigen letterlijk. Over straatjes gesproken, een kritische noot zou kunnen zijn dat de wetenschappers en kunstenaars die De Kok heeft geselecteerd, allemaal erg goed in zijn eigen straatje passen. Bijna allemaal hebben zij iets met Spinoza en zijn idee van ‘God Natuur’. De natuurwetten waar wij aan onderworpen zijn, dat is God. En zich verzetten tegen die natuurwetten heeft geen zin. Wat dat betreft lijken de gedachten van De Kok op die van de Stoa. Aanvaard je lot, verzet je niet tegen de natuur en probeer te berusten. Logischerwijs lezen we dan ook een paar keer dat ‘alleen de neurowetenschappen hier misschien iets over zouden kunnen zeggen’. De vrije wil bestaat niet, zo meent ook De Kok, en aan het determinisme valt niet te ontsnappen.
Voor de duidelijkheid wel even: De Kok is geen ‘platte materialist’. Hij verwondert zich over de sturende kracht achter het heelal en de natuur en is gefascineerd door die kracht die ons mensen zo enorm overstijgt. In die zin noemt hij zichzelf net als Einstein ‘religi-
94         NartheX maart 2017
eus’. Religieus in deze zin gaat over verwondering en geraakt worden. Niet religieus in de zin dat er een metafysische werkelijkheid zou bestaan boven of achter deze werkelijkheid, zoals bij Plato. De Kok is verbijsterd over het universum en het verschijnen van de mens op het kosmische toneel. Echter, at the end of the day, is het déze werkelijkheid en haar wreedheid en absurditeit die overheersen.
Overigens is een belangrijke vraag hierbij waarom De Kok religie per se binnen de rede wil houden. Genoeg grote denkers, ik denk bijvoorbeeld aan Wittgenstein en Pascal, dachten dat religie niet voor de rede toegankelijk was, omdat ze van een andere aard is.

Discussie onder slavisten

Het was mooi geweest wanneer De Kok zichzelf en de lezer soms iets meer had uitgedaagd. Waarom zo stellig? Zo ziet een van ’s werelds meest vooraanstaande atheistische filosofen Daniel Dennett wel enige speelruimte voor de vrije wil, ook al is hij het ermee eens dat wij ons brein zijn. Maar zo stelt Dennett, ons brein heeft vrijheid om tegen zichzelf in te gaan; ook al is dat moeilijk, het kan! De Kok is ook waar ruimte is voor discussie nogal ‘recht in de leer’. Dat is jammer.
Zo ken ik behalve De Kok nog een slavist die toevalligerwijs ook Ton heet. Ik heb het over Ton Lathouwers, emeritus hoogleraar Russische literatuur en (zen)boeddhist. Beide slavisten buigen diep voor schrijvers als Dostojevski en Nietzsche, kennen sympathie voor boeddhistische meditatie en spreken over de ‘Uiteindelijke Werkelijkheid’. Maar zij komen wezenlijk anders uit! Zo is Lathouwers -in tegenstelling tot De Kok - vol van existentiële hoop en van mening dat ‘niemand uit dit bestaan kan vallen’, dat het uiteindelijk ‘allemaal goed komt’ en dat ‘niemand verloren zal gaan’. En waar De Kok zich fel keert tegen de idee van een persoonlijke god, zegt Lathouwers: “Masao Abe [Japanse zenleraar van Lathouwers, JQ] zei altijd: in het boeddhisme is die ultieme werkelijkheid voorbij persoonlijk en onpersoonlijk. Allebei schieten die tekort als uitdrukking. Het is minstens óók persoonlijk, en tegelijkertijd is het meer. Een persoon is voor ons hart dichterbij.”
De Kok doet het voorkomen dat hij niet anders kan dan concluderen dat er geen persoonlijke god bestaat, er alleen ‘God Natuur’ is, en dat er geen reden is voor existentiële hoop. Maar is dat werkelijk een noodzakelijke gevolgtrekking? Daarover kan men twisten. Wat in dit opzicht bijvoorbeeld te denken van een Etty Hillesum - die ook Slavische talen studeerde(!) - en in de tijd van Nazi-Duitsland en Auschwitz zegt: “Het stijgt steeds opnieuw als een kleine, verwarmende golf in me op, steeds weer, ook na de moeilijkste ogenblikken: wat is het leven toch mooi. Het is een onverklaarbaar gevoel. Het vindt ook geen steun bij de realiteit, waarin wij nu leven.’’ Zo bestaan er meerdere verhalen en getuigenissen van mensen die zelfs in werk- en concentratiekampen nog schoonheid, goedheid en waarheid ervaren en daden van altruïsme laten zien. De Kok houdt het echter - eenzijdig - bij de wanhoop en de slechtheid van de mens. In het midden van het boek heeft hij enkele schilderijen en kunstwerken laten opnemen. Al deze werken spreken wat dit betreft ook ‘boekdelen’ en gaan zonder uitzondering over het lijden en de zinloosheid en uitzichtloosheid van het bestaan.
Er zijn overigens nog enkele uitzonderingen van personen die anders in het leven staan en stonden dan De Kok. Zo iemand is Henriëtte Roland Holst. Aan het einde van een aan haar gewijd hoofdstuk concludeert De Kok dat Henriëtte meer van Tolstoj dan van Dostojevski was (ook zij had grote interesse voor de Russische literatuur!): op zoek naar kosmische harmonie, liefde, God. Religie betekende voor haar het zoeken naar een metafysische grond. Het moge duidelijk zijn dat De Kok daaraan voorbij is. Terecht of onterecht.

Vragen over (on)zin en (wan)hoop

Voor de leraar godsdienst/levensbeschouwing is dit boek van groot belang. Het staat bol van de levensvragen: is er een God? Is die persoonlijk of onpersoonlijk? Waarom is er iets en niet niets? Valt er iets te hopen? Is er troost? Is er zin of zinloosheid? Is het bestaan absurd? Is God een wie of een wat? Hoe kunnen we ons verhouden tot het bestaansmysterie? Is er een grond of veeleer een afgrond? Hoe te leven met de absurditeit van het menselijk bestaan? Wie of wat is de mens? Waartoe leeft een mens? Enzovoorts. Daar komt bij dat sommigen van mening zijn dat onze tijd wordt gekenmerkt door gevoelens van zinloosheid. Om die te begrijpen kan het van grote waarde zijn dit boek te lezen en te herlezen. Want hoe zijn onze leerlingen eraan toe, existentieel gezien? Zelf zegt De Kok daarover dat de jongeren die in de klas zitten (hij staat nog steeds, als 73-jarige, voor de klas als leraar levensbeschouwing!) nog even angstig, hulpeloos en behoeftig tegenover het bestaansmysterie
                         maart 2017 NartheX             95
staan als vorige generaties en de volwassenen van nu. Eind maart was het de Week van de Hoop (Verus). De vraag naar hoop is in het onderwijs een wezenlijke!

Tussen goedheid en zinloosheid

Is de Ultieme Werkelijkheid goed - ‘en het was zeer goed’ - of bestaat die Ultieme Werkelijkheid uit natuurwetten die voortgestuwd worden door een ons overstijgende en onverschillige kracht? De Kok heeft zijn keuze gemaakt. Er is iets en niet niets, en dat is ontzagwekkend. Maar ‘de goede God’ is niet meer. Wat overblijft, is verwondering, ja dat wel, en zinloosheid en uitzichtloosheid. De Kok is in ieder geval consequent in zijn redenering dat God dood is, zoals de Poolse denker Leszek Kolakowski duidelijk maakt: “Als God dood is, is het zinloos onszelf aan te praten dat er een zin overblijft. De onverschillige ledigheid slorpt ons op en vernietigt ons. Niets van ons leven en onze inspanning bestaat voort. Geen spoor van
96         NartheX maart 2017
ons blijft over in de zinloze dans der atomen. Het heelal wil niets, streeft nergens naar, draagt nergens zorg voor en beloont noch straft. Wie zegt dat God niet bestaat, maar dat het desondanks een vrolijke boel blijft, liegt zichzelf voor.”
Ik sluit niet uit dat dit uiteindelijk wellicht de verdrietige en onontkoombare conclusie is. Vooralsnog vind ik beide posities te stellig. Ja, ook ik heb afscheid genomen van ‘de goede god’. Je kunt niet zomaar meer zeggen dat er uiteindelijk een liefdevolle dragende grond is en dat het ten diepste allemaal goed is en goed komt. Daarvoor is de wreedheid en de zinloosheid van het lijden te gruwelijk. Maar naast de absurditeit zie ik soms glimpen van schoonheid, goedheid en liefde. Daarom blijf ík voorlopig nog even doorzoeken, hopen, stamelen, vermoeden en vertrouwen. Een mooi beeld voor ons vak?

Jochem Quartel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten